De Institutionele Pedagogiek van Fernand Oury
De oprichters van Klimop konden zich goed terugvinden in wat Fernand Oury (1920-1998) omschreef in zijn institutionele pedagogiek.
De freinettechnieken zijn instrumenten waarbij gebruik gemaakt wordt van de ideeën van de IP. De IP kan slechts toegepast worden in kleine groepen. Daarom wordt er in Klimop gekozen voor klasgroepen die niet groter zijn dan 20 leerlingen.
Kleine groepen zijn noodzakelijk om de kinderen zo optimaal mogelijk een aantal basisvaardigheden (zoals rekenen, lezen, schrijven, …) te leren maar ook nog dat ze hun verantwoordelijkheden kunnen opnemen, zelfstandig kunnen werken en hun ervaringen met anderen kunnen delen.
De 'institutionele' pedagogiek creëert via de klasraad en de schoolraad voortdurend 'instituties' die zorgen voor voldoende organisatie, afspraken en grenzen die niet mogen overschreden worden.
Deze pedagogiek geeft de kinderen veel inspraak en verantwoordelijkheid. Dit is een noodzakelijke voorwaarde om voldoende vertrouwen te verwerven. Zo ontstaat een school waar kinderen en volwassenen samenleven en samenwerken.
De Institutionele Pedagogiek bestaat uit 3 pijlers :
1. De freinetonderwijs
Hierbij gaat het erom ervoor te zorgen dat de kinderen heel wat produceren. Het kind wordt niet beschouwd als ontvanger van leerstof maar als iemand die op actieve wijze zijn wereld verovert.
2. De groepsdynamica en de observatie
Hierbij gaat het om het kind in de klasgroep. De relaties betreffen de voortdurende wisselwerking tussen de kinderen onderling en tussen de kinderen en de volwassenen, de manier waarop zij samen school maken.
3. De psychoanalyse
Het onbewuste staat voor de ervaringen van de kinderen, hun herinneringen en verlangens, hun dromen en creaties.
Door deze drie pijlers samen te laten functioneren kom je bij de IP.
Om met deze IP te kunnen werken zijn er binnen de klaswerking een aantal instituties ingebouwd. De noodzaak voor deze instituties blijkt uit het feit dat er in de klas (en de school) grenzen moeten zijn die niet overschreden mogen worden. Met behulp van instituties creëren we een soort bemiddelaar.
Als het kind de klas ervaart als een veilige plaats waar men kan leven en waar vragen besproken worden, zal het zijn schoolleven steeds meer zelf in handen nemen. Het zal zin krijgen om te leren, om op school te zijn. Op die manier geven we de kinderen aanleiding tot engagement, initiatief en verantwoordelijkheid.
Enkele instituties zijn:
de praatronde
de afsluitronde
de tekstenronde (tekstenkeuze)
de coöperatieve klasraad ( en schoolraad) : de enige instituties die beslissingen nemen. Het geeft medezeggenschap waardoor de « macht » gedeeld wordt door de kinderen en de leerkracht.
de klaskas
de klastaken
Meer info over Fernand Oury